Natuurtalent op zilveren lakschoenen
Door: Karin Verouden
Download het gehele interview hier
Jeroen van der Lee is een natuurtalent in het jongleren.
Hij was nog maar elf jaar oud toen hij zichzelf alle hoogstandjes van het jongleren heeft aangeleerd. Al snel werd hij ontdekt en voor hij het wist stond hij op te treden op braderieën, feesten en partijen. Inmiddels zit Jeroen 25 jaar in het vak. Een goed moment om even stil te staan bij zijn ervaringen, bij alles wat hij heeft geleerd en om vooruit te kijken naar de toekomst.
Oefenen en nog eens oefenen
Van zijn kindertijd herinnert Jeroen zich weinig. Maar het moment dat hij jongleerballen van zijn opa kreeg op zijn elfde verjaardag staat hem nog heel helder voor de geest. ‘Het was de kleinste soort
jongleerballen die er bestaat, omdat ik toen nog kleine handen had’, herinnert hij zich. ‘Ik had
vierkleurige ballen en een paar tweekleurige met geel en zwart. Allemaal gevuld met vogelzaad. Vanaf dat moment is het jongleren volgens hem ‘megahard gegaan.’ Binnen een paar dagen gooide Jeroen met drie ballen, toen met vier en binnen twee weken kon hij vijf ballen in de lucht houden.
Niet verwonderlijk ook, want hij sjouwde zijn jongleerballetjes overal mee naar toe.
Voor Jeroen is jongleren zeer verslavend. ‘Het duurt maar een knip van je vingers lang, of een truc lukt of niet. Heel lang gaat een patroon net niet en als je daaroverheen komt, is dat heerlijk’, zegt hij. In het eerste jaar dat hij met jongleren begon, heeft hij zichzelf uit het boek ‘The complete juggler’, van Dave Finnigen, praktisch alle hoogtepunten van het technisch jongleren aangeleerd. Hij heeft
aanvankelijk vooral gewerkt op ‘aantallen’. Op zijn twaalfde kon hij jongleren met zeven ballen, met vijf kegels en vijf ringen. ‘Er zijn slechts vier of vijf mensen in Nederland die meer kegels gooien, maar er zijn er ook heel veel die daar niet eens komen’, weet hij.
Uren oefende hij achter in de tuin van zijn ouderlijk huis. ‘Het trainen op zich was een vrij
eenzaam proces. Maar het is het waard, want het gaf heel veel voldoening, als een truc na ellenlang
oefenen gewoon lukt’, straalt hij. En dat is nog steeds zo. ‘Bij het leren van een patroon kijk je eerst naar het hoogste punt’, legt hij uit. ‘Als je de truc eenmaal kent, kijk je niet meer naar iedere bal die je naar dit punt gooit, maar is het puur een referentie in je systeem. Voor een jongleur gaat alles heel langzaam; je ziet de ballen in vertraging. Daarom kun je de ballen ook volgen en ervaar je meer tijd en ruimte. Technisch gezien zijn er neuronen in je brein verbonden, waardoor je niet meer hoeft na te denken. Het patroon is er meteen.’ Vervolgens heeft hij zich gefocust op het perfectioneren van zijn techniek. Een voortdurend proces. ‘Eerst kon ik zeven ballen net in de lucht houden. Tegenwoordig kan ik
doorgooien’, glimt hij. Ook is hij trucs gaan toevoegen. Veel van die technieken, zoals ‘Mills Mess’, ‘reverse’, ‘showers’, ‘de vork’, ‘het elastiekje’ en ‘het fabriekje’ zijn inmiddels zo ingesleten dat hij het publiek ontspannen kan aankijken terwijl hij staat te jongleren. ‘Het gaat nu allemaal op gevoel en dat maakt mij vrij om tijdens het jongleren met mensen te spelen’, vertelt hij.
Jongleerfamilie
Jeroen komt uit een nette dorpsfamilie, die helemaal niet bezig was met circus of jongleren. Het
circusleven zit dus niet in zijn bloed. ‘Op de vrije school was ik eigenlijk een verlegen kind en ik vond het niet gemakkelijk om contact te maken met andere mensen. Ik stond niet graag op de voorgrond en kroop liever weg achter de juf. Ook bloosde ik vrij snel en die verlegenheid heb ik nog steeds’, zegt hij. Misschien komt zijn avontuurlijke kant van zijn vaders familie. Zijn vaders moeder, Jeroens oma, was een vrijdenker, die er ook nog op latere leeftijd met haar zus op uit trok naar China.
Zijn eigen moeder heeft hem altijd gestimuleerd veel te lezen door boeken onder zijn neus te duwen, die hij dan meestal ook interessant vond. Zij was het ook die zijn opa op het idee heeft
gebracht om de jongleerballen voor hem te kopen. Toen Jeroen zoveel talent voor het jongleren bleek te hebben, realiseerde zijn moeder zich dat zij haar zoon daarover niets kon leren. ‘Ik weet nog dat zij het super vond dat ik iets goed kon en zij regelde allerlei dingen om mij verder te helpen’, glimlacht hij. ‘Zo heeft zij geregeld dat Paulus van de Voorde, toentertijd een circusartiest in een klein gezelschap in Breda, circusles kwam geven op mijn school. Ook nam zij mij mee naar een masterclass op de
circusschool in Brussel, die werd gegeven door een topjongleur uit Rusland. En zij bracht mij naar het derde Nederlandse Jongleerfestival in Amsterdam.’ Op dit festival, voor en door jongleurs, kwam Jeroen in contact met zijn jongleerfamilie. ‘In het begin was het echt een hippiefestival met veel drugsgebruik, maar dat is inmiddels veranderd’, vertelt hij. De waarden van toen zijn echter hetzelfde gebleven.
‘Iedere jongleur is daar welkom, hoe je er ook uitziet. Je kunt je portemonnee in het midden van de zaal leggen en over drie dagen ligt hij er nog.’ In een van de workshops heeft Jeroen de Mills Mess geleerd. ‘Die truc is echt verschrikkelijk, want je hersens raken er helemaal van de knoop. Toen bleek dat ik een beetje talent heb, want na een half uur had ik ‘m onder de knie.’ Sindsdien is Jeroen bijna alle volgende versies van het festival trouw gebleven.
Ontdekt
Tijdens een braderie, in de straat waar zijn moeder een natuurvoedingswinkel had, besloot Jeroen de stap te wagen om te jongleren voor publiek. ‘Ik was dertien en ik dacht: laat ik gewoon eens op straat gaan staan, gewoon voor de lol.’ Maar het liep anders. ‘Ineens kreeg ik daar hartstikke veel geld; binnen vijf minuten zat er 70 gulden in mijn hoedje. Op een andere plek gebeurde hetzelfde.’ De lokale krant zag zijn succes ook en schreef een artikel over hem. Toen belde de lokale radio voor een interview. En vervolgens belde Astrid Joosten van de landelijke televisie. ‘Zij kwamen allemaal naar mij toe in heel korte tijd. Mijn optreden sloeg natuurlijk nog helemaal nergens op, maar het was leuk, want ik kreeg heel veel aandacht’, vertelt hij.
Via een artiestenbureau kreeg Jeroen zijn eerste opdracht voor een optreden op een festival.
De avond van tevoren belde het bureau en zei: Je moet ter plekke even afrekenen, want ze willen graag contant betalen. ‘En dat was duizend gulden!’, roept hij verontwaardigd. Toen bleek dat Jeroen maar een schijntje kreeg van het bedrag waarvoor hij stond te werken. ‘Dus dit was een nogal hard welkom in showbizzland.’ Daarna ging het balletje rollen. Jeroen werd gezien op plekken en collega’s speelden hem opdrachten toe. ‘Mijn grootste optreden was in de voorshow van Frans Bauer. Het
publiek bestond uit tweeduizend gillende keukenvrouwen. Echt een hel’, lacht hij.
Omdat hij nog zo jong was trad Jeroen alleen op in de weekenden. Daarnaast ging hij gewoon naar school. Hij heeft nog heel even een opleiding gevolgd voor audiovisueel vormgever, maar dat
beviel hem toch niet. Vanaf zijn negentiende is hij full time gaan optreden als jongleur. ‘In die tijd was het gemakkelijk om aan opdrachten te komen, want er waren bureaus waar bedrijven naar belden.
Tegenwoordig is dat veel lastiger en moet je zorgen dat mensen op je website komen.’
Nice and shine
Om zich voor te bereiden focust Jeroen zich tijdens het inpakken van zijn materiaal op een optreden. Tijdens de reis gaan zijn gedachten alvast uit naar het evenement. Alleen als hij een vaststaande act gaat doen, van bijvoorbeeld zes minuten, dan repeteert hij thuis en neemt hij alles voor zichzelf door om ervoor te zorgen dat op het juiste moment het juiste patroon verschijnt. Jeroen vindt het prettig om zo’n anderhalf tot twee uur van tevoren op een locatie aanwezig te zijn. ‘Dan heb ik rustig de tijd om mijn auto te parkeren en om mijn spullen ergens heen te sjouwen. Als alles klaar staat hoef ik me
nergens zorgen meer over te maken en heb ik graag nog een uur over om alleen maar daar te zijn.’
In tegenstelling tot de meeste van zijn collega’s is Jeroen niet van het opwarmen. ‘Ik heb
mezelf het ingooien nooit aangeleerd en dat doe ik nog steeds niet. Ik knal de act er gewoon in een keer in. Meestal is het omkleden, schminken en gaan. Alleen als het ergens echt te koud is, gooi ik me even warm.’ Hij besteedt daarentegen heel veel zorg aan zijn uiterlijk. Professioneel schminken en een goed kostuum zijn daar een onderdeel van. ‘Ik heb van die glitter en glamour pakjes, echt showy. Maar liever kleed ik mij in een vrij simpele broek, een blouse en bretels’. Daaronder draagt hij opvallende
lakschoenen van glimmend zwart, blauw en zelfs zilver. ‘Dat dan weer wel, want dat vind ik mooi’,
lacht hij.
Wow
De acts van Jeroen worden vaak ingezet als een verbindende factor tijdens een bedrijfsfeest of een evenement. ‘Natuurlijk moet ik dan ook jongleren, want dat is wat ik kan, maar het is ook heel prettig dat ik er even een grapje bij kan vertellen of een opmerking maak over de actualiteit of het evenement.’ Vaak jongleert hij met de spullen van een opdrachtgever. Zo heeft DAF hem gevraagd om te jongleren met motoronderdelen en heeft hij voor Shimano gegooid met fietsvelgen.
Voor zijn 20e jubileumjaar in het jongleervak heeft Jeroen het concept ‘De uitdaging’ bedacht. Een cameraman maakte korte filmpjes, waarin Jeroen jongleert met voorwerpen die mensen hem
toestuurden. Dit idee heeft hij verder uitgewerkt naar een act, waarbij hij mensen uit het publiek vraagt om willekeurige voorwerpen. ‘Meestal lukt het wel om een paar schoenen of flesjes water te krijgen, maar het is lastig om daar echt leuke dingen mee te doen’, verzucht hij. ‘Laatst had ik een
boodschappentasje dat je in elkaar kunt vouwen. Ergens hoog in de lucht plofte het tasje uit het zakje als een parachute, en dat gaf ineens een wow-ervaring in het publiek. Zoiets gebeurt alleen spontaan en het is dan ook nauwelijks te regisseren.’ En juist naar die speelsheid is Jeroen op zoek. ‘In die zin ben ik meer een traditionele ambachtelijke jongleur, en dus meer dan alleen maar een act die mensen kant en klaar kunnen boeken. Ik zoek altijd naar contact met het publiek en naar uitwisseling. Als het publiek meeleeft en er chemie is, ontstaat er eerder iets nieuws en dat geeft plezier.’
Een andere manier om het publiek in zijn act te betrekken is zijn zogenaamde ‘balletje-balletje-truc.’ Daarbij worden mensen gevraagd om te zien tussen welke twee balletjes een draadje zit. ‘Dan zijn er drie reacties’, legt hij uit. ‘De eerste groep zegt dat er helemaal geen draadje tussen zit. Zij willen niet meedoen. Dan kan ik mijn act afmaken, maar dat is niet de leukste situatie. Er is ook een groep mensen die het eigenlijk niet begrijpt, en denkt van ‘what the fuck, hoezo draadjes?’ En er zijn mensen die er helemaal niet over nadenken en proberen uit te maken waar een draadje zit. Dat is de leukste groep. Voor een groot gedeelte zit het in mij en in de act of het publiek wil meespelen. Een klein
gedeelte zit natuurlijk ook in de mensen zelf. Het is voor mij de kunst en de uitdaging om het publiek mee te krijgen in de beleving van het spel. Als dat lukt is het fantastisch’, straalt hij, ‘want dan kunnen zij genieten van de fantasie die we samen delen.’
Of het nu gaat om een optreden voor een persoon tijdens een festival, of voor een zaal met
honderd mensen, een optreden is voor Jeroen geslaagd als hij zijn publiek even een moment kan
geven waarin ze niet hoeven na te denken en kunnen lachen. ‘Mijn doel is om hen gewoon even te laten genieten van iets wat mooi is, of gek is, of raar is.
Referenties
Jeroen is bescheiden. Van klanten krijgt hij niet veel feedback, ook omdat hij hen na een show vaak niet spreekt. Onlangs heeft hij een vijf weken durende clownscursus gevolgd bij Jango Edwards in
Barcelona. Zijn stadsgenoot en oude rot in het clownsvak, Johnny Melville, kwam af en toe gezellig buurten tijdens de cursus en hij gaf Jeroen complimenten. Edwards en Melville hebben het normaal niet zo op jongleurs. ‘Ze vinden jongleurs verschrikkelijk, echt drie keer niks’, weet Jeroen. Maar toen zij zijn show eenmaal hadden gezien waren zij enthousiast. ‘Pas door hun feedback begin ik te geloven dat mensen het leuk vinden om naar mijn show te kijken’, knikt hij. ‘Je hebt contact, het publiek wordt gegrepen om naar je te kijken’, zeiden zij. Volgens hen is kalmte Jeroens grootste kwaliteit. ‘Uniek bij jongleurs’, aldus Edwards, ’dat zie je bijna nooit.’ En Melville vindt de energie en het contact met het publiek heel intens en echt. ’Jeroen is een meester in het afstemmen op het publiek of op zijn
medespelers. Als vanzelfsprekend neemt hij ruimte in bij een sterke tegenspeler of maakt hij zich
minder aanwezig als hij jongleert voor een kind. Daarin is de jarenlange training terug te zien van
afstemmen en uitproberen om mensen bij zijn shows te betrekken en hen te laten spelen en genieten.’
In de eerste weken van de clownscursus kreeg Jeroen vooral het advies om trager te werken, tijd te nemen. ‘Jeroen, langzamer!’, werd er vaak geroepen. Het jongleren roept juist een tegengestelde reactie op. ‘Ik moet alles onder controle te hebben, want die ballen komen gewoon naar beneden en die moet ik ook echt opvangen, want anders gaat het fout. En dat zit blijkbaar heel sterk in mijn lichaam. Ik vang alles op, ik regel alles. Er gaat niets fout. En bij een clown is dat eigenlijk niet heel handig. Dan is het juist de zoektocht naar waar het fout gaat, want dan kun je daar iets leuks mee doen’, weet Jeroen.
Droom
‘Ik heb mijn hele carrière van jongleur redelijk ondoordacht gedaan’, beseft Jeroen. ‘Door zo veel op te treden en met mensen in contact te komen, zijn waarschijnlijk allerlei kwaliteiten van mij verbeterd. Ik ben bijvoorbeeld best precies, een perfectionist. Dat past ook goed bij jongleren. De achterkant van diezelfde eigenschappen is ook gegroeid; precisie wordt dan bijvoorbeeld zeuren. Daarnaast heb ik misschien ook wat van een controlefreak in mij, want ik kan heel lang doorgaan en ben sterk gefocust. Zo heb ik heel lang gewerkt vanuit de gewoonte van inpakken, werken, thuiskomen, slapen. Er zat geen greintje genieten tussen in. Ik heb een tijd als technieker bijgeklust en toen ging dat ook zo. Marco
Borsato kwam nog maar net van het podium afgelopen of hop dan liepen we er al bijna op om alle
lampen eraf te rukken. Nu ben ik wat meer aan het nadenken en merk ik dat ik meer behoefte heb om ook te genieten van wat ik doe, want het werk is gewoon leuk.’
De clownscursus heeft een flinke wending aan zijn werk gegeven. ‘Ik ben echt getriggerd door de clownerie’, kleurt hij. Jeroen wil nadrukkelijk geen clown worden naar het beeld dat de meeste mensen hebben bij een clown; een grapjas met ballonnen, een rode neus en grote flapschoenen. Een echte clown die menselijk gedrag spiegelt zit volgens hem in iedere mens en performer. ‘Die kant zou ik graag verder ontwikkelen’, zegt hij. ‘De jongleertechnieken ken ik inmiddels, daar liggen niet zoveel doelen meer en de ontwikkeling van mijn act krijgt nu voorrang. Mijn droom is om het jongleren uit te breiden en een theatervoorstelling te maken. Ik heb het theater altijd magisch gevonden. Het is een mooie en fijne plek. Een zwarte doos, waarin ik een heel mooie wereld kan maken vanuit mijn fantasie. Natuurlijk realiseer ik me ook dat het heel moeilijk zal zijn en ik weet niet of het een haalbare ambitie is. Maar ik ga het gewoon doen.’